Branduitbreiding beperken
Een kleine brand kan zich razendsnel verspreiden. Door deuren dicht te houden, brandveilige materialen te gebruiken en lokalen netjes te houden, win je kostbare tijd. Zorg dat rook en vuur zich niet zomaar een weg kunnen banen door het gebouw. Want hoe beter je brand kan beperken, hoe meer tijd er is om veilig te evacueren.
Laatst aangepast op 30/04/2025
Compartimentering
Is je gebouw brandveilig?
Een vraag die je niet snel even met ja of nee kan beantwoorden. En een vraag die toch wel wat kennis vergt om ze goed te kunnen beantwoorden.
We willen van jou in de komende pagina’s geen architect of ingenieur maken. We geven je wel wat basisinformatie mee, zodat je een beeld kan vormen van wat je gebouw brandveilig maakt (of niet).
De meeste zaken komen uit de vele veiligheidsvoorschriften die er op Belgisch en zelfs Europees niveau bestaan. Zo bepaalt het AREI (Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties) heel wat zaken rond veilige elektriciteitsvoorzieningen en bevatten het ARAB (Algemeen Reglement voor Arbeids Bescherming) en de codex ‘welzijn op het werk’ heel wat interessante voorschriften die werknemers moeten beschermen in geval van brand. In het laatste deel van deze brochure vertellen we je iets meer over de verschillende regels die rond brandveiligheid bestaan.
Wanneer jullie van plan zijn om een volledig nieuw jeugdlokaal te bouwen, is het eigenlijk redelijk duidelijk: nieuwe gebouwen moeten aan de meest recente veiligheidsvoorschriften voldoen. De architect zal dit normaal gezien verwerken in zijn plannen, en het is aan de gemeentebesturen die deze controleren om na te kijken of alles in orde is. Toch is het goed om zelf ook na te denken over de brandveiligheid van je jeugdlokaal en daarover een goed gesprek te voeren met de architect. En misschien kan je ook eens bij de plaatselijke brandweercommandant passeren om de bouwplannen te laten nakijken.
"Bespaar niet op brandveiligheid! Uiteindelijk gaat het om de veiligheid van de kinderen en jongeren die het jeugdlokaal gebruiken."
Voor het verbouwen of grondig renoveren van een jeugdlokaal bestaan er geen normen vanuit de Vlaamse overheid (want de bestaande normen zijn allemaal voor nieuwbouw; deze zijn echter ook niet specifiek voor jeugdlokalen). Toch streef je best naar een zo dicht mogelijke benadering van de basisnormen voor nieuwbouw als je het gebouw zo brandveilig mogelijk wilt maken. Aanpassingen in bestaande gebouwen zijn niet altijd mogelijk en dikwijls ook zeer duur. Denk daarom goed na over welke aanpassingen het beste resultaat geven om je gebouw brandveiliger te maken. Doe hierbij zeker beroep op deskundigen. Misschien kan je wel terecht bij de technische dienst van je gemeente of zijn er bij je vrijwilligers mensen of kennissen die kaas hebben gegeten van brandveiligheid. Uiteraard kan je ook meteen naar de brandweer stappen. Weet dat zij sowieso een rol te spelen heeft in de brandveiligheid van jullie jeugdlokaal en dat zij verplichtend kan optreden. Als je de brandweer betrekt, ben je wel ineens zeker van de nodige stappen die je moet zetten om je jeugdlokaal brandveilig te maken.
Een belangrijke term bij brandveiligheid van gebouwen is ‘brandweerstand’. De brandweerstand van bouwelementen is de tijdsduur waarbinnen deze bouwelementen hun taak blijven vervullen ondanks de brand. Deze taak kan
een dragende functie zijn (stabiliteit = R) zoals voor kolommen en balken
een scheidende functie zijn (vlamdichtheid = E en thermische isolatie = I), zoals voor deuren en lichte wanden,
een dragende (R) én scheidende functie (E en I) zijn, zoals voor muren en vloeren.
De brandweerstand werd vroeger uitgedrukt in Rf-waarden: Rf ½ h of Rf 1 h betekent dan dat het bouwelement gedurende respectievelijk een half uur of 1 uur aan de drie criteria blijft voldoen.
Nu wordt de klassering gegeven volgens de criteria waarbij Rf ½ h overeenstemt met REI 30 of EI 30 en Rf 1 h met REI 60 of EI 60.
We geven de belangrijkste aandachtspunten rond brandweerstand mee:
De nodige brandweerstand voor structurele elementen is afhankelijk van het aantal bouwlagen dat je gebouw telt. (De kelder wordt eveneens als bouwlaag gezien.)
Wanneer leidingen (van vloeistoffen, elektriciteit of gas) en uitzetvoegen doorheen wanden, vloeren of plafonds gaan, moet je ervoor zorgen dat ze de brandweerstand van deze aparte bouwelementen niet verminderen. Ze moeten ten minste goed afgedicht worden.
Een compartiment is een gedeelte van het gebouw dat uit één of meerdere ruimtes kan bestaan. Compartimentering is heel belangrijk in functie van brandveiligheid, omdat het de verspreiding van de brand in het gebouw serieus vertraagt. Een goede compartimentering geeft je niet alleen meer tijd om iedereen te evacueren, ze kan ook de brand zelf en dus ook de brandschade beperken.
Vaak moeten binnendeuren (de deuren tussen verschillende compartimenten) ook een bepaalde brandweerstand hebben. De brandweerstand van een deur kan je aflezen aan de zijkant van de deur, waar vaak een ronde inkeping is aangebracht met de aanduiding van de brandweerstand.
Meer informatie over brandweerstand en de toepassing ervan in jouw lokaal vraag je best aan een architect of de lokale brandweer.
Bouwmaterialen of een geheel van bouwmaterialen die de structuur van het lokaal bepalen.
Elektriciteit
In sommige jeugdlokalen is het elektriciteitsnet nog vooroorlogs te noemen, met alle (brand)veiligheidsrisico’s van dien. Aan elektriciteitsvoorzieningen begin je niet zomaar zelf wat te prutsen. Zorg er dus voor dat iemand met kennis van zaken eventuele aanpassingen uitvoert. Weet ook dat er bij serieuze wijzigingen aan de elektriciteitsvoorzieningen en na regelmatige tijdsspannen ook een herkeuring nodig is.
Hieronder vind je een opsomming van enkele puntjes die in orde zouden moeten zijn.
Elektriciteitskast
De elektriciteitskast (of zekeringenkast of teller) met de hoofdschakelaar is in het begin van de elektrische installatie geplaatst.
De hoofdschakelaar en zekeringenkast moet ten allen tijde makkelijk bereikbaar zijn voor bevoegden.
De leidingen en zekeringen in de kast zijn volgens locatie en gebruik (verlichting, stopcontacten, verwarming...) aangeduid.
De verliesstroomschakelaar wordt regelmatig gecontroleerd op goede werking.
Stopcontacten
Alle stopcontacten moeten goed vast zitten en de isolatie is nergens beschadigd of slecht aangesloten. Er mogen geen draden zichtbaar of toegankelijk zijn. Bovendien moeten de stopcontacten aangepast zijn aan de plaats waar ze zich bevinden (stopcontacten in de sanitaire ruimten en keuken zijn anders dan die in een gewone ruimte).
Zwaar verbruik
Bij zwaar verbruikende elektrische toestellen zoals verwarming en spots (met hoge wattage van 500 Watt) moet je opletten voor overbelasting. Dit kan gebeuren doordat bij de verwarming een gebrekkige isolatie is voorzien. Of er zijn teveel elektrische toestellen aangesloten op een elektrisch netwerk. Hierdoor wordt de bedrading warm en kan erbrand ontstaan.
Probeer de zware verbruikers van elektriciteit over de verschillende stroomkringen te spreiden. Je zorgt er best voor dat je maximum één zware verbruiker per stroomkring plaatst.
Het elektriciteitsdossier
Het is een must om een goed elektriciteitsdossier bij te houden. Zo’n dossier bevat:
Een keuringsverslag: dat bevestigt dat de installatie gebeurd is in overeenstemming met het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (AREI).
Een ééndraadsschema: dat geeft de verdeling van de stroombanen weer met behulp van een reeks conventionele symbolen.
Een situatieschema: dat geeft op een plattegrond weer waar in huis zich welk type stopcontact, lichtpunt enzovoort bevindt.
Gas
Gebruiken jullie aardgas, zorg dan voor een goedgekeurde ketel (keurmerk: BENOR). De ruimte waarin je ketel staat, moet goed verlucht zijn. Ideaal gezien hangt er een gasdetector. Zo’n detector is echter een zeer dure investering.
Leidingen voor aardgas moeten geel geschilderd zijn, zodat ze steeds herkenbaar zijn.
Het toevoerkraantje van de gaskachel moet makkelijk bereikbaar zijn, zodat je hem kan dichtdraaien wanneer de kachel niet gebruikt wordt of als er een brand dreigt.
Daarnaast moet je bij gaskachels ook aandacht hebben voor koolmonoxidevergiftiging, zeker in jeugdlokalen waar overnacht wordt. Koolstofmonoxidevergiftiging (CO) komt vooral voor in de herfst en in de lente. Door een tijdelijke stijging van de buitentemperatuur zetten mensen hun kachel op een lagere stand: de verbrandingsgassen zijn dan minder warm. In combinatie met een hoge buitentemperatuur beperkt dit de trek van de schoorsteen en kunnen de verbrandingsgassen binnendringen in de kamer. Koolstofmonoxidevergiftiging is dodelijk.
Meer informatie over hoe je veilig moet omgaan met gas(flessen) vind je op de site van FeBuPro.
Stookolie
Gebruiken jullie stookolie, dan moet je rekening houden met aandachtspunten inzake de stookketel én de stookolietanks.
Zorg dat de stookketel in een afzonderlijk, goed verlucht lokaal met een zelfsluitende deur staat. Markeer de leidingen voor stookolie (en ook andere vloeibare stoffen en oliën) lichtbruin: dit is verplicht. Zo kan men deze bijvoorbeeld bij onderhoud niet verwarren met andere leidingen. Controleer de leidingen regelmatig op mogelijke lekken. Probeer de ruimte waar de stookketel staat bovendien zo netjes mogelijk te houden. De brander zuigt lucht aan. Wanneer de lucht echter geladen is met stof, zal de brander vervuilen en ook het rendement verminderen.
De voorschriften over de stookolietanks verschillen naar gelang je een boven- of ondergrondse stookolietank laat plaatsen. Maar ook de grootte speelt een rol. Meer info hierover vind je op https://in4fuels.be/nl