Brand voorkomen
Brand moet je in de eerste plaats trachten te voorkomen door brandveilig te handelen en de nodige aandacht aan de brandveiligheid in je lokaal te steken.
Laatst aangepast op 03/06/2025
Voorkomen is beter dan … blussen. Met enkele voorzorgsmaatregelen en door je steeds bewust te zijn van brandveiligheid, kan je het risico op dramatische gebeurtenissen drastisch beperken. 100% veiligheid garanderen is onmogelijk, onleefbaar en onbetaalbaar. Het is echter wel een gezond uitgangspunt om die absolute veiligheid zo dicht mogelijk te willen benaderen.
Afval
Afval is een potentiële brandhaard en brandversneller, ga hier dus bewust met om.
Afval stockeer je best in een aparte ruimte. Deze moet eveneens een voldoende brandweerstand hebben, omdat afval vaak brandbare producten bevat. Een belangrijke oorzaak van branden is de zelfontbranding van vodden die bevuild zijn met olie, verf…
Als je aan de buitenzijde van je lokaal afval sorteert, zorg dan dat het zich op een ruime afstand van het lokaal bevindt. Als daar dan brand uitbreekt, slaat die niet meteen over naar je gebouw. Ook rommel, zoals oude zetels en dergelijke, zet je best niet tegen de gevel. Een aantal praktische tips vind je hieronder:
Vuilbakken en afvalcontainers staan te allen tijde buiten en op minimum 10 meter van de gevel.
Tijdens de activiteit mag afval in kleine vuilbakjes in het lokaal gedaan worden. Direct na elke activiteit deponeer
je afval zo compact mogelijk in de daarvoor voorziene vuilbakken/afvalcontainers buiten.
Vuilbakken en afvalcontainers plaats je in een goed geventileerde, overdekte, afsluitbare en van de zon afgeschermde plaats.
Afvoer verbrandingsgassen
Koolstofmonoxidevergiftiging (CO) is dodelijk, zorg voor een goede verluchting en verbranding.
Bij kolenkachels moet je ook aandacht hebben voor koolstofmonoxidevergiftiging, zeker in jeugdlokalen waar overnacht wordt. Koolstofmonoxidevergiftiging (CO) komt vooral voor in de herfst en in de lente. Door een tijdelijke stijging van de buitentemperatuur zetten mensen hun kachel op een lagere stand: de verbrandingsgassen zijn dan minder warm. In combinatie met een hoge buitentemperatuur beperkt dit de trek van de schoorsteen en kunnen de verbrandingsgassen binnendringen in de kamer. Koolstofmonoxidevergiftiging (CO) is dodelijk.
Bouwmaterialen
Brandveilig handelen is ook zorgen dat de brand zich niet ongelooflijk snel verspreidt. Het is daarom belangrijk om de juiste ruwbouwmaterialen te gebruiken.
Brandveilige bouwmaterialen hebben zowel een lage brandreactie als een hoge brandweerstand.
De brandreactie is de reactie van het product wanneer het wordt plootgesteld aan opwarming of vlammen.
De brandweerstand is het behoud van de producteigenschappen of -vorm tijdens brand. Behoudt dit product zijn draagkracht of plooit het snel? Brandt het product snel op of breekt het snel of kan het dagen in brand overleven?
Om het brandrisico te beperken moet een gebouw met zo min mogelijk brandbaar materiaal worden gebouwd en ingericht.
Steen en beton zijn onbrandbaar, vormen geen rook en hebben een zeer hoge brandweerstand en zijn dus zeer geschikt om te gebruiken.
Hout is wel zeer brandbaar, maar heeft toch een zekere brandweerstand (geen onmiddellijk instortingsgevaar bij brand).
De keuken
Een van de meest risicovolle plekken voor brand is de keuken. Hier heb je water, elektriciteit, gas en warmte tegelijk, wat het risico op brand serieus verhoogt.
Bij activiteiten in de keuken moet, wat er ook gebeurt, permanent een leider aanwezig zijn. Deze leider moet weten waar alle brandbestrijdingsmiddelen staan en hoe deze gebruikt moeten worden. Hij moet in geval van nood ook alle gaskranen kunnen afsluiten.
Verder moet er in een keuken ook een blusdeken aanwezig zijn. Vaak kent men het juiste gebruik ervan niet. Dit kan ervoor zorgen dat de gebruiker van het deken brandwonden oploopt of dat de situatie verergert.
Een klassieker in de keuken zijn de vaatdoeken en handdoeken. Na de vaat blijven deze nat achter en worden ze netjes op de radiator gehangen om te drogen. Maar eens een vaatdoek of handdoek droog is, blijft de radiator verwarmen en loop je het risico dat de doeken in brand schieten. Hang je handdoeken dus niet op de radiator, maar wel op een stoel of een rekje in de buurt ervan. Of laat ze drogen door de zon of de kamertemperatuur, wat bovendien milieuvriendelijker is.
Elektriciteit
Een van de minder gekende bronnen van brandrisico’s is elektriciteit.
Iedereen weet dat je van elektriciteit een schok kan krijgen, maar met het idee dat elektriciteit ook brand kan veroorzaken, wordt meestal minder rekening gehouden. Wanneer een brand wordt veroorzaakt door elektriciteit, is dit meestal niet te wijten aan een fout in de vaste bekabeling, maar wel aan een fout in een apparaat of in de losse bekabeling, zoals verlengsnoeren, dominostekkers of de zogenaamde ‘kattenkoppen’. Meestal gaat het hier over onvoorzichtig of ondoordacht handelen, of spreken we van ‘slecht’ gebruik.
Als algemene stelregel geven we mee dat elektriciteit een zaak voor specialisten is. Begin er niet zelf aan te knoeien, maar zoek iemand die er verstand van heeft, zeker wanneer het gaat over infrastructuurwerken of herstellingen.
Stel jezelf volgende vragen:
Is er aarding voorzien?
Is de elektriciteitskast in orde (verliesstroomschakelaar aanwezig, zekeringen...)?
Zijn de stopcontacten in orde (aardingspin, kindveilig, keurmerk CEBEC, niet beschadigd...)?
Wordt de installatie minstens om de vijf jaar grondig gecontroleerd door een erkend keuringsorganisme (bv. Vincotte of BTV)?
Maar ook in de dagelijkse werking moet je aandacht besteden aan elektriciteit.
Rol verlengkabels steeds volledig af. Doe je dit niet, dan loop je de kans dat de verlengkabel inwendig te warm wordt en gaat smelten.
Probeer de zware verbruikers van elektriciteit over de verschillende stroomkringen te spreiden. Een zware verbruiker is meestal een apparaat koelte of warmte produceert: diepvriezers, koelkasten, elektrisch fornuis, kookplaat, elektrische kachels... Zet je teveel zware verbruikers op één stroomkring, dan zal je die overbelasten.
Steek nooit een verdeelstekker in een andere verdeelstekker. Hiermee kan je het stroomcircuit overbelasten.
Laat elektriciteitsdefecten met voorrang herstellen. Dit geldt niet alleen voor defecte apparaten, maar ook voor dat ene stopcontact waar iemand met een tafel tegen gestoten heeft en dat nu dus half afgebroken is.
Vervang zekeringen steeds door de juiste zekeringen. Neem de oude zekering mee naar de winkel wanneer je een nieuwe gaat halen.
Als je met gloeilampen werkt, zorg er dan voor dat je nooit een gloeilamp indraait met een hoger vermogen (Watt) dan de armatuur toelaat. Deze lamp blijft wel branden maar gaat binnenin smelten, wat dan weer aanleiding kan geven tot brand. Een lager vermogen mag wel altijd.
Batterijen
Tot zover de ‘klassieke’ elektriciteit. Over naar de ‘draagbare’ vorm van elektriciteit: batterijen. Een batterij levert net zoals een stopcontact stroom en spanning, maar meestal wel in kleinere hoeveelheden en minder lang. De risico’s blijven wel dezelfde.
Gooi nooit batterijen of apparaten met een batterij in de vuilbak. Dat geeft niet alleen problemen bij de huisvuilverwerking, maar veroorzaakt ook een brandrisico in de vuilzak!
Verzamel de lege batterijen op een vaste plaats in het lokaal, gescheiden van alle andere metalen en brandbare stoffen. Je verzamelt ze best in een kartonnen of plastieken doos.
Maak de leden attent op het correcte gebruik van batterijen (vooral op kamp) en zorg dat ze weten waar ze met lege batterijen terecht kunnen.
Controleer batterijen vooraleer je probeert ze op te laden. Het zou niet de eerste keer zijn dat er per ongeluk een klassieke, niet-herlaadbare batterij in een oplader belandt en brand veroorzaakt.
Gas
Gas is enorm explosief, en dus bestaan er rond het gebruik en de opslag van gasflessen de nodige veiligheidsregels.
Veel jeugdwerkingen gebruiken propaan of butaan gasflessen om gasbekkens of andere gasinstallaties op aan te sluiten. ‘Weet waarmee je bezig bent’ is de belangrijkste tip die we je hier kunnen geven. Een ongelukje is snel gebeurd, maar zeker met gasflessen kan dat grote gevolgen hebben.
We gebruiken marketingcookies om deze website optimaal te laten werken. Accepteer deze cookies om verder te gaan.
Daarom enkele tips hieronder:
We willen sowieso aanraden om geen massa gasflessen in stock te hebben, gezien de risico’s die ermee gepaard gaan.
Gebruik enkel flessen of vaten van het goedgekeurde type.
Gebruik de gasfles steeds met een ontspanner (of drukregelaar).
Duid op de flessen aan of ze vol of leeg zijn.
Na gebruik draai je de kraan van de fles dicht. Ook bij problemen doe je dit meteen. Sluit de gasfles en spoor de oorzaak van het probleem op.
Natuurlijk is open vuur en roken bij de gasopslag verboden.
Elke gasfles, ook als ze in gebruik is, dient buiten opgesteld te worden. Ze dient daar best overdekt, goed afgeschermd en goed geventileerd opgesteld te staan. Bovendien wordt zo’n gasfles best met een slot vastgemaakt tegen diefstal en omvallen. Van buiten kan dan een gasleiding naar binnen getrokken worden.
Check regelmatig de gasslang op lekken, verkleuring, vervorming, beschadiging of poreusheid. Vervang de slangen tenminsten om de 5 jaar.
Zorg dat de gasslang zich steeds buiten het bereik van de vlam bevindt.
Zorg voor een goede ‘lengte’ van je slang. Als de slang te lang is, dan heb je drukverlies en is de kans op beschadiging groter. Als de slang te kort is, dan bevindt ze zich te dicht bij de warmtebron en is de bewegingsruimte te beperkt, waardoor ze kan scheuren of lekken. De advieslengte is maximaal twee meter. Staan de flessen toch verder opgesteld dan 2 meter, dan moet je vaste leidingen laten installeren door een vakman.
Inkleding
Heel het jaar door gebruiken we, zonder ons ervan bewust te zijn, brandbare decoratiematerialen.
Niet alleen de vaste constructie van het lokaal, maar ook de aankleding van die ruwbouw heeft een belangrijke invloed op de brandveiligheid van je lokaal. We hebben het dan over de permanente aankleding (plafond, vloer…) van het gebouw. Vast bevestigde bekleding en wandversiering moeten van die aard zijn dat zij niet tot brandvoortplanting en rookontwikkeling bijdragen.
We weten dat het onrealistisch is om te verwachten dat je alle brandbare materialen uit je lokaal weert. Dat zou de jeugdlokalen bovendien erg kil en ongezellig maken. We willen jullie echter wel duidelijk maken dat de inkleding van een lokaal serieuze risico’s met zich kan meebrengen. Probeer hier dus bewust mee om te springen. Zorg ervoor dat brandbare materialen altijd uit de buurt blijven van alle mogelijke hitte- en ontstekingsbronnen. We denken hierbij zeer specifiek aan verwarmingstoestellen, lampen en elektrische toestellen.
Een aantal tips en ideeën:
Gordijnen kunnen gemakkelijk vuur vatten. Let op dat ze niet op de radiatoren of kachel rusten: hierdoor kan snel brand ontstaan. Eventueel kan je opteren voor brandwerende gordijnen of een ander type zonwering.
Slingers knutselen met papier is tof, maar papier is uiterst brandbaar.
Oude tenten of camouflagenetten geven je lokaal een ‘avontuurlijke’ en ‘coole’ look, maar vallen ook brandend op je hoofd als er brand uitbreekt.
Een muur vol posters maakt van je lokaal een jeugdige plek. Maar via deze posters slaat het vuur snel over naar ander brandbaar materiaal.Hang posters daarom minimaal 1 meter uit elkaar. Zo slaat de brand minder snel over van de ene naar de andere muur.
Zetels en kussens staan niet altijd meteen in lichterlaaie als ze in contact geweest zijn met vuur. Ze kunnen uren en dagen smeulen vooraleer er brand ontstaat. Stoffen zetels zullen sneller vuur vatten dan lederen zetels.
Een kerstboom is mooi in een jeugdlokaal en tof om met de leden te versieren. Maar weet wel dat een kerstboom uiterst brandbaar is, zeker wanneer hij al enkele dagen uitgedroogd in je lokaal staat. Best behandel je de kerstboom vooraf met een brandvertrager (verkrijgbaar in doe-het-zelf winkels). Laat de lichtjes van de kerstboom nooit branden als er niemand in de buurt is en zet zeker geen kaarsjes in de buurt.
Kaarsen
Kaarsen in een lokaal zorgen voor heel wat sfeer, maar kunnen ook voor brand zorgen.
Gebruik nooit kaarsen in de buurt van papier, decoratie, droge takken, kerstbomen. Als je toch (op een veilige afstand van brandbaar materiaal) kaarsen gebruikt, zorg er dan voor dat zij niet kunnen omvallen. Gebruik enkel theelichtjes in aangepaste houders en laat gewone kaarsen achterwege. Laat brandende kaarsen nooit alleen achter.
Producten met gevaarlijke eigenschappen
We dagen je uit om rond te kijken in je lokaal. Je zal ontdekken dat er meer brandmogelijkheden zijn dan enkel wat busjes campinggas of gewone gasflessen.
Zo staan er in de meeste toiletten luchtverfrissers op basis van een drijfgas. In diezelfde toiletten staan er misschien ook kuisproducten. Die zijn al evenmin ongevaarlijk: ze zijn vaak ontvlambaar en giftig. In jeugdlokalen vind je ook wel eens chemische middeltjes om verfborstels uit te spoelen. Dat zijn meestal uiterst brandbare producten. En in de lokalen staan er wellicht restjes verf die je gebruikte voor het reclamepaneel voor de fuif of het eetfestijn. Verf op waterbasis is relatief (brand)veilig, maar verf op solventenbasis is uiterst ontvlambaar. Bovendien is verf giftig. Ook aanstekers en lucifers slingeren wel eens ongecontroleerd rond in een jeugdlokaal. In de handen van een kind of puber worden ze gevaarlijk speelgoed. Zorg ervoor dat alle brandbare en gevaarlijke producten (herkenbaar aan één van onderstaande pictogrammen) buiten het bereik van de leden staan in een afsluitbare metalen kast. Bewaar al deze producten op een plaats waar de
temperatuur stabiel blijft en er geen rechtstreeks zonlicht aan de producten of aan hun opbergkast kan. Als je geen kast hebt, plaats je deze producten best op het vloerniveau: zo is er minder gevaar wanneer er een fles omvalt. Best plaats je deze producten ook per categorie samen in een bak. Op die manier zullen de producten je vloer niet kunnen aantasten of zich verspreiden in de
ruimte wanneer ze lekken. Zorg er ook voor dat lucifers, kaarsen en aanstekers buiten het bereik van de leden bewaard worden. Het is geen goed idee om een doosje lucifers of een aansteker naast het gasvuur te leggen.
Verwijder gevaarlijke producten die je niet meer nodig hebt uit je lokalen. Berg alle andere gevaarlijke producten op in een veilige, afsluitbare kast. Zorg ervoor dat op elke fles of potje duidelijk de inhoud geschreven staat. Gas in flessen, zowel campinggas als normaal gas, mag niet opgeslagen worden in een lokaal. Gas hoort buiten in open lucht opgeslagen te worden, op zo’n manier dat misbruik onmogelijk is.
Roken
Wist je dat onvoorzichtigheid van rokers de voornaamste brandoorzaak is, na brandstichting en kwaad opzet? “Organiseer” daarom het roken goed.
Zorg dat er buiten aan het lokaal een goeie, degelijke, goed dovende, niet-verplaatsbare asbak staat. Zorg dat het duidelijk is voor de rokers dat dit de enige plek is waar ze mogen roken.
Maar waar blijf je buiten met die peuk na het roken? Het is in elk geval geen goed idee om peuken zomaar in een vuilbak te gooien. Je bent immers nooit helemaal zeker dat de peuk wel volledig uitgedoofd is.
Asbakken mogen enkel buiten opgesteld worden. Je hebt tegenwoordig asbakken voor buiten in alle kleuren en maten. Maar je kan gerust ook zelf een ‘veilige’ asbak maken. Neem een groot oud blik, vul dat voor de helft met wit zand en plaats deze peukenbakken op jullie favoriete rookplaats. Iedereen kan daarin zijn peuken doven. Achteraf kan je de peuken er simpelweg uithalen of zeven.
Stookolie
Indien jullie stookolie gebruiken, moeten jullie rekening houden met aandachtspunten inzake de stookketel én de stookolietanks.
Zorg dat de stookketel in een afzonderlijk, goed verlucht lokaal met een zelfsluitende deur staat. Markeer de leidingen voor stookolie (en ook andere vloeibare stoffen en oliën) lichtbruin: dit is verplicht. Zo kan men deze bijvoorbeeld bij onderhoud niet verwarren met andere leidingen. Controleer de leidingen regelmatig op mogelijke lekken. Probeer de ruimte waar de stookketel staat bovendien zo netjes mogelijk te houden. De brander zuigt lucht aan. Wanneer de lucht echter geladen is met stof, zal de brander vervuilen en ook het rendement verminderen.
De voorschriften over de stookolietanks verschillen naar gelang je een boven of ondergrondse stookolietank laat plaatsen. Maar ook de grootte speelt een rol. Meer info hierover vind je op https://in4fuels.be/nl
Verwarming
De opwarming van de ruimtes kan op verschillende manieren gebeuren. Met het oog op brandveiligheid geniet centrale verwarming de voorkeur.
Je kan verwarmen op stookolie, gas, elektriciteit, hout of kolen. De regels rond brandveiligheid zijn afhankelijk van welke brandstof je gebruikt. Toch kunnen we algemeen stellen dat verwarmingstoestellen moeten beantwoorden aan de volgende voorwaarden:
De toestellen en aansluitingen zijn ‘correct en veilig’ geïnstalleerd. Doe dit net zoals met elektriciteit niet zelf, maar laat de installatie over aan mensen met kennis van zaken. Gasinstallaties moeten tweejaarlijks een onderhoudsbeurt krijgen, terwijl de installaties op stookolie en vaste brandstoffen elk jaar moeten onderhouden moeten worden door een erkende technieker. Centrale verwarmingstoestellen ouder dan 15 jaar moeten eenmalig aan een verwarmingsaudit worden onderworpen binnen een termijn van twee jaar nadat het toestel 15 jaar oud is geworden.
De verwarmingstoestellen zijn verbonden met een goed trekkende schoorsteen en zijn zo gemaakt dat een volledige en regelmatige afvoer van de verbrandingsgassen verzekerd is.
Indien jullie een thermostaat hebben, controleer je deze best regelmatig op een goede werking. Dat verhoogt niet alleen de brandveiligheid van je lokaal, maar kan ook het rendement verbeteren. Neem hiervoor contact op met een installateur.
Elke ruimte waar er een verbrandingstoestel staat dat lucht verbruikt uit de ruimte (zoals een kolenkachel, houtkachel, oude stookketel, petroleumkachel, gasbrander…), moet degelijk verlucht worden. Dit vooral om te vermijden dat de zuurstofconcentratie daalt in de ruimte en de koolmonoxideconcentratie oploopt (typische eerste klachten: hoofdpijn, rode wangen, lichte duizeligheid…). Enkel moderne branders met het zogenaamde ‘dubbele buis’-systeem, trekken hun benodigde verbrandingslucht rechtstreeks van buiten. Dit zijn dan ook de meest veilige toestellen.
Centrale verwarming
De bekende term 'centrale verwarming' slaat erop dat de opwarming op één plaats gebeurt. Het verwarmde water of de verwarmde lucht wordt daarna door het volledige lokaal gestuwd. Bij dit type van verwarming heb je maar één plaats waar de warmte ontwikkeld wordt, waardoor het brandgevaar zich dus ook concentreert op die plaats.
Individuele verwarmingstoestellen
Daarnaast heb je mobiele vuurtjes of individuele vaste verwarmingstoestellen. Deze manier van verwarmen gebeurt afzonderlijk, in de verschillende ruimtes binnen het gebouw. Hier gebeurt de warmteontwikkeling op verschillende plaatsen, waardoor het brandrisico gespreid wordt doorheen het lokaal.
Deze toestellen worden uitgevoerd in verschillende versies: petroleum, elektriciteit, gas… We raden het gebruik van dergelijke toestellen in principe af, omdat de meeste onveilig zijn. Doordat het dikwijls verplaatsbare toestellen betreft, zijn deze toestellen gevoeliger voor slijtage en slecht gebruik. En bij de toestellen die je moet vullen met brandstof, is het gevaar op lekken of slecht afsluiten redelijk groot, waardoor ook de kans op brand sterk toeneemt.
Veilige radiotoren
Vaak belanden natte kledij of andere zaken op de radiator. Dat houdt niet alleen heel veel warmte tegen, het kan ook de start van een brand betekenen. Om dit te voorkomen, raden we aan om een metalen kader rond de radiator te plaatsen (met voldoende ruimte tussen de radiator en het kader).